Heeft u uw
financiële zaken
op orde?

Lees de checklist

Intermedis A & A

Zijn AOV-premies in privé aftrekbaar wanneer de BV die betaalt?

Geplaatst op: 15-02-2024, 09:30:05

Bij twee recente uitspraken draait het om de vraag of iemand over een bepaalde periode recht heeft op aftrek van premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV). Het geschil in beide zaken spitst zich toe op het antwoord op de vraag of er sprake is van ‘op de belastingplichtige drukkende premies’ in de zin van artikel 3.124, lid 1, onderdeel c van de Wet IB 2001. Op 26 september 2023 deed rechtbank Noord-Nederland uitspraak, op 12 januari 2024 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant in een vergelijkbare zaak uitspraak gedaan.

De voor beide zaken relevante feiten verschillen nauwelijks van elkaar en lenen zich goed voor een weergave in abstracto. Belanghebbende X heeft in het verleden een AOV afgesloten bij een professionele verzekeraar. Hij dreef toen een onderneming, terwijl hij verzekeringnemer, begunstigde en verzekerde op de polis was. De AOV-premies werden toen betaald door X. Op een later moment is de onderneming ingebracht in een BV waarvan X de aandeelhouder is. Bij inbreng in de BV is de AOV-polis gewijzigd. De BV werd verzekeringnemer op de polis, X bleef verzekerde en begunstigde. De premies werden na de inbreng in de BV betaald door de BV en in rekening-courant (RC) geboekt (als vordering op X). De AOV-premies zijn steeds in c.q. ten laste van de RC verrekend respectievelijk verwerkt. Enige jaren na de inbreng ontdekte X dat de verzekeringnemer op de polis was gewijzigd. X is in beide zaken in 2022 als verzekeringnemer op de AOV-polis opgenomen.

Aanslagregeling

De inspecteur beschikte ten tijde van de behandeling van de in geschil zijnde aangiften IB/PVV niet over informatie van de verzekeraar over de AOV-premies. Bij de behandeling van die aangiften kwamen de hierboven geschetste feiten voor het eerst naar boven. Dit leidde tot het weigeren van de aftrek enerzijds, en anderzijds tot navorderingen. In de in geschil zijnde belastingjaren was de BV verzekeringnemer. Volgens de polisvoorwaarden moest de BV uit dien hoofde de AOV-premies betalen. Op X rustte geen verplichting tot betaling ervan, X was geen contractspartij bij de overeenkomst. Van op X drukkende premies is volgens de inspecteur dan ook geen sprake, X betaalde onverschuldigd.

Overwegingen rechtbank Noord-Nederland

De BV was de premies in de in geschil zijnde jaren als verzekeringnemer jegens de verzekeraar verschuldigd. X was niet degene die toen civielrechtelijk verplicht was de premies te betalen. De rechtbank stelt vast dat de betreffende wettekst niet met zoveel woorden vereist dat X zelf verzekeringnemer is. De inspecteur heeft aangegeven dat het echter de bedoeling van de wettelijke bepaling is dat de premie alleen aftrekbaar is bij de verzekeringnemer. Deze is op grond van de verzekeringsovereenkomst immers contractueel verplicht om de premie te betalen. Daaruit volgt volgens de inspecteur dat de premies ook alleen op de verzekeringnemer ‘drukken’ in de zin van de wet.

Volgens de rechtbank Noord-Nederland heeft de term ‘drukkend’ volgens vaste jurisprudentie een andere (ruimere) betekenis dan ‘civielrechtelijk verplicht te betalen’. Het gaat erom of de premies uiteindelijk daadwerkelijk in financiële zin ten laste van de belastingplichtige komen. Daarvan uitgaande is het volgens de rechtbank mogelijk dat premies die de belastingplichtige betaalt, terwijl hij niet de verzekeringnemer is, toch voor aftrek in aanmerking kunnen komen. Premies die de belastingplichtige als verzekeringnemer heeft betaald, zullen veelal ‘drukkend’ zijn, tenzij deze een vergoeding heeft gekregen voor die premies. Voor deze zaken is vooral van belang dat de belastingplichtige de premies, om ‘drukkend’ te zijn in de zin van de wet, niet per se in de hoedanigheid van verzekeringnemer hoeft te hebben betaald aan de verzekeraar. Als de verzekeringnemer een ander is dan de belastingplichtige, moet wel duidelijk zijn dat de premies uiteindelijk voor rekening komen van de belastingplichtige. De rechtbank concludeert tussentijds dat de eis die de inspecteur stelt, niet volgt uit de wettekst en de jurisprudentie over het begrip ‘drukkend’. De rechtbank haalt vervolgens jurisprudentie aan waarbij de verzekeringnemer niet gelijk is aan de belastingplichtige en gaat in op beleid van Financiën. Samenvattend, oordeelt de rechtbank dat het voor het recht op aftrek van AOV-premies door X in privé in casu niet fataal is dat de BV van X als verzekeringnemer op de polis heeft gestaan. Volgens de rechtbank heeft X aannemelijk gemaakt dat de AOV-premies altijd op hem in privé hebben gedrukt in de zin van artikel 3.124, lid 1, onderdeel c Wet IB 2001. Dat de premies in de in geschil zijnde jaren puur civielrechtelijk bezien tegenover de verzekeraar door X’s BV waren verschuldigd, maakt voor de rechtbank niet uit. In de eerste plaats omdat de wet volgens de rechtbank niet eist dat X in privé de verzekeringnemer is. Ten tweede omdat de rechtbank ervan overtuigd is dat in de rechtsverhouding tussen X en zijn BV steeds heeft gegolden dat de premies ten laste van X in privé kwamen. De door de BV in de betreffende jaren ‘voorgeschoten’ AOV-premies hebben op X in privé gedrukt. De rechtbank vindt dat X die premies mag aftrekken. Rechtbank Zeeland-West-Brabant sluit zich in zijn uitspraak aan bij dit oordeel en de gronden daarvoor.

Tot slot

Beide uitspraken wekken verbazing. In de eerste plaats omdat het voor de rechters in kwestie voor aftrek van AOV-premies kennelijk niet uitmaakt dat de financiële middelen ervoor bij een ander vandaan komen dan bij degene die zich civielrechtelijk tegenover een verzekeraar heeft verplicht tot premiebetaling. Daarmee wordt gemakshalve het wettelijk systeem van de IB dat is ingevoerd per 1 januari 1992 terzijde geschoven. Juist dat systeem brengt met zich mee dat alleen de verzekeringnemer (als premieschuldige) recht heeft op aftrek op het inkomen. Premies voor lijfrenten en periodiek uitkerende AOV’s vormen persoonlijke ‘verplichtingen’ en zijn voor aftrek volledig verzelfstandigd. Dergelijke premies zijn alleen aftrekbaar bij degene die tegenover de verzekeraar is gehouden tot betaling ervan. Dat principe gold onder de Brede Herwaardering en is gecontinueerd onder de Wet IB 2001. Een ander punt van verbazing is dat de rechters voorbijgaan aan het feit dat, vanuit de wetssystematiek bezien, sprake moet zijn van een drukkende ‘premie’. In casu heeft de betaling door X weliswaar financieel gedrukt op hem, maar niet als premie. De betaling heeft niks van doen met een premie, doch slechts met een ‘verrekening met’ zijn BV. De verrekening in RC betreft een aflossing van de RC-schuld en ziet niet op een specifieke betaling van ‘een premie’.

Voor X is sprake van een onverschuldigde betaling. Al met al twee uitspraken waar de praktijk niet veel mee kan. Deze moeten in ieder geval zeker niet als richtsnoer worden genomen.

Erik van Toledo (op persoonlijke titel), werkzaam bij de Belastingdienst.

Bron: www.accountancyvanmorgen.nl van 14 februari 2024

Ga terug naar de vorige pagina